Kanjers van knollen
Dahlia’s zijn zomerbollen, of liever: zomerknollen. Ze komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en zijn niet vorstbestendig. U plant de knollen in april in pot of in mei (na IJsheiligen) in de volle grond. Als u ze elk najaar na de eerste nachtvorst uit de grond haalt (‘rooit’) en op een vorstvrije plek laat overwinteren, kunt u er jarenlang van genieten. Bovendien vormen zich dan na een paar jaar steeds meer knolletjes aan de moederknol. Daarmee – zolang elk knolletje maar een oog (‘knop’) heeft – kunt u dan nóg een pot of kale plek in de border opvullen. Bovendien kun je dahliabloemen prachtig verwerken in een boeket of gewoon zó in een vaas zetten. Kies voor een bonte mix of stijlvol ton-sur-ton. Dahlia’s staan in de tuin graag in de zon en in voedzame grond. Ze laten zich mooi combineren met siergrassen en ijle, hoge planten als ijzerhard (Verbena bonariensis), venkel en koninginnekruid (Eupatorium).

Tip:

• Blijf uitgebloeide bloemen verwijderen, dan bloeit de dahlia langer door.
• Laat de plant niet uitdrogen en geef regelmatig mest.
• Zet bij de grootbloemige soorten een plantensteun, zodat ze het gewicht van de bloemen beter kunnen dragen en niet knakken bij windvlagen en hevige regenbuien.
• Haal de knollen na de eerste nachtvorst voorzichtig uit de grond of pot. Snijd of knip de stengels tot op zo’n 10centimeter boven de knol af, verwijder zo veel mogelijk aarde en laat de knollen goed drogen. Bewaar ze vervolgens luchtig, droog en donker bij een temperatuur van 5 tot 10 graden Celsius (bijvoorbeeld in de garage of kelder) in een krat, kist of lege schoenendoos met krantenpapier, een laag zaagsel of droge turfmolm. Vergeet er niet een etiket bij te doen met de naam of in ieder geval de kleur van de dahlia.