Volop variatie in coniferen
Variatie in coniferen, daar gaat het hier over. Coniferen zijn er in ongelooflijk veel vormen, kleuren, maten en sferen. Sommige veranderen zelfs opvallend door het jaar heen. Ze zijn allesbehalve saai. Die verkeerde indruk wordt vooral veroorzaakt door de eenvormige, uitgestrekte sparrenbossen uit de bosbouw, waar niets anders lijkt te mogen groeien. Dat is in de tuin wel anders. Daar kunnen een paar goed gekozen coniferen de sfeer geweldig ophalen en voor een dromerige of vrolijke, verstilde of gracieuze noot zorgen.
Coniferen bestaan al miljoenen jaren
Zo’n 230 miljoen jaar geleden verschenen samen met de Ginkgo- en de Cycas-achtigen ook de eerste coniferen op het aardse toneel. Zij namen daarna de hoofdrol over van de (reuzen)paardenstaarten, wolfsklauwen en varens. Dat waren (en zijn) planten die nog geen bloemen vormden, maar sporen uitstrooiden om zich te vermeerderen. Coniferen, Ginkgo’s e.d. waren de eerste plantengroepen die (primitieve) bloemen vormden. Coniferen zijn zogenaamde naaktzadigen. Hun zaden zitten in losse schubkegels of besachtige structuren. Ooit kwamen coniferen in honderden soorten over de hele wereld verspreid voor. De meeste kennen we vooral uit fossiele resten. Zo nu en dan worden zulke fossielen nog levend aangetroffen. In 1994 bijv. nog de ‘Wollemi Pine’ in een diep dal 200 km van Sydney in de Australische Blue Mountains. Deze soort wordt inmiddels ook gekweekt. De belangrijkste coniferenfamilies groeien vooral op het noordelijk halfrond. Dat zijn de dennen (Pinaceae), de cipressen (Cupressaceae) en taxusachtigen (Taxaceae). Op het zuidelijk halfrond zijn het vooral verwanten van de beroemde, prehistorisch uitziende slangenden of ‘apenpuzzel’ (Araucaria). In grote delen van Afrika komen helemaal geen coniferen meer voor.
Enorme keuze voor de tuin
Kwekers worden al eeuwen gefascineerd door de mogelijkheden en verscheidenheid van de ca. 50 geslachten en meer dan 500 soorten uit de bovengenoemde en andere coniferenfamilies. Daardoor heeft u nu voor de tuin de keuze uit vele honderden fantastische haagconiferen, heel langzaam groeiende dwergvormen, treurconiferen, kruipende en slank naar de hoge hemel reikende vormen, soorten met prachtig naald- of schubvormig blad, bladhoudende en bladverliezende, en een enorme variatie aan loofkleuren: alle tinten groen, maar ook blauw, goudgeel, grijs, groen met wit gevlekt, roodachtig en bronskleurig en met bronzen winterkleur. Sommige kunnen uitstekend tegen zoute zeewind. Kies uit jeneverbessen (Juniperus), levensbomen (Thuja), hemlocksparren (Tsuga), sparren (Picea), dennen (Pinus), zilversparren (Abies; de Koreaanse zilverspar vormt paarse kegels), ceders (Cedrus), Chamaecyparis (wat ‘dwergcipres’ betekent, maar sommige worden 75 m hoog), de snelst groeiende haagconifeer (× Cupressocyapris leylandii), de levende fossiel Ginkgo biloba met in de herfst prachtig geel verkleurend eendenpootachtig blad, bladverliezende lariksen (Larix), de ’s winters bronskleurige, bodembedekkende Microbiota en nog veel meer.
Oktober ideale planttijd
In container/pot gekweekte coniferen kunnen het hele jaar worden geplant (alleen niet als het vriest). Coniferen die u met ingegaasde kluit koopt, kunt u het beste tussen half september en eind oktober planten. Maak de gaaslap rond de wortels pas in het plantgat los. Zorg voor een ruim plantgat en verbeter de grond voor het inplanten. Na het inplanten goed water geven.